Spring naar content

Seksuele intimidatie

Terug

Eén op de tien werknemers blijkt af en toe last te hebben van seksuele intimidatie. Zelfs een onschuldig bedoelde opmerking kan een veel grotere impact hebben dan was verwacht. Werkgevers zijn dan ook verplicht om alle vormen van seksuele intimidatie te voorkomen. In de kaders hieronder kunt u meer lezen over wat seksuele intimidatie is en wat je als sportorganisatie of sportvereniging tegen seksuele intimidatie kan doen.

Algemeen

Er is sprake van seksuele intimidatie als seksuele gunsten afgedwongen (lijken te) worden. Dit kan spelen tussen leidinggevenden en werknemers, of tussen bijvoorbeeld trainer/coach en spelers. Zowel mannen als vrouwen kunnen dader of slachtoffer zijn.

Seksuele intimidatie kan in verschillende vormen voorkomen: verbaal, non-verbaal en fysiek. Seksuele intimidatie hoeft dus niet altijd om fysiek contact te gaan. Ook opmerkingen en gebaren kunnen als vervelend of bedreigend worden ervaren en de waardigheid van de ontvanger aantasten. Het gaat hierbij niet om de intentie van de dader, maar om hoe de ontvanger het ervaart. Hoe onschuldig een opmerking soms ook kan lijken, voor het slachtoffer kan deze ernstige gevolgen hebben.

Gevolgen van seksuele intimidatie op het werk
Seksuele intimidatie op het werk kan negatieve gevolgen hebben op iemands gezondheid. Veelvoorkomende klachten zijn: slapeloosheid, concentratiestoornissen, gebrek aan initiatief, angst, agressie, stress of algehele gespannenheid. Ook fysieke klachten kunnen ontstaan, zoals rug-, nek- en schouderklachten, hoofdpijn, buikpijn, maagklachten, eetstoornissen. Het aantal ziekmeldingen als gevolg van seksuele intimidatie ligt hoger dan het gemiddelde verzuim. In het ergste geval leidt het tot dusdanige gezondheidsklachten van psychische aard dat voor arbeidsongeschiktheid valt te vrezen. Ook het werk kan lijden onder ongewenste intimiteiten. Voorbeelden hiervan zijn: afname van arbeidstevredenheid, afname van betrokkenheid bij de organisatie, onzeker gedrag, verhoogde kans op ongevallen. De gevolgen van seksuele intimidatie door collega’s of leidinggevende zijn voor de werknemer groter dan bij seksuele intimidatie door een klant. De omgeving van het werk blijkt minder veilig te zijn. Dit is schadelijk voor het algemene vertrouwen in andere mensen.

Posttraumatische stressstoornis
Als een bedreigende werksituatie langer blijft voortduren, of als een incident heftig is geweest, dan worden de stressreacties chronisch of kunnen ze leiden tot een posttraumatische stressstoornis. Kenmerken hiervan zijn nachtmerries, geheugenverlies, concentratieverlies, vermijdingsgedrag en flashbacks van de nare gebeurtenis.

Wat zegt de wet?
In de Arbowet valt seksuele intimidatie (net als pesten, discriminatie, agressie en werkdruk) onder psychosociale arbeidsbelasting. Werkgevers zijn op grond van deze wet verplicht om een beleid te voeren dat erop gericht is deze psychosociale arbeidsbelasting te voorkomen, dan wel te beperken. Ook zijn zij verplicht om voorlichting te geven over de gevaren van psychosociale arbeidsbelasting en de maatregelen die de werkgever heeft getroffen om de belasting te voorkomen of tot een minimum te beperken. Via de Algemene wet gelijke behandeling en via het Burgerlijk Wetboek is het voor een slachtoffer mogelijk om een schadevergoeding te eisen van de dader of om andere maatregelen af te dwingen bij de werkgever. Er geldt een algemeen verbod tegen ‘enige vorm van verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag met een seksuele connotatie dat als doel of gevolg heeft dat de waardigheid van de persoon wordt aangetast, in het bijzonder wanneer een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende situatie wordt gecreëerd.

Maatregelen

Een werkgever is verplicht om alle vormen van seksuele intimidatie te voorkomen. Hieronder wordt aangegeven wat een werkgever, maar ook werknemer kan doen tegen seksuele intimidatie.

Werkgevers kunnen de volgende maatregelen treffen om seksuele intimidatie op het werk zo veel mogelijk tegen te gaan:

  • laat werknemers duidelijk weten dat seksuele intimidatie niet geaccepteerd wordt;
  • stel een beleid op (in samenwerking met de ondernemingsraad) waarin ook duidelijk sancties (schorsing, officiële waarschuwing) staan op overtreding;
  • spreek daders aan op hun gedrag;
  • bied werknemers de gelegenheid om te praten met een vertrouwenspersoon als ze ergens mee zitten. Deze vertrouwenspersoon moet dan wel bekendgemaakt zijn. Informeer de werknemers hierover. De vertrouwenspersoon kan eventueel een persoon zijn van een externe organisatie, zoals een arbodienst, een re-integratiebureau of een zzp’er;
  • stel een commissie in die klachten over seksuele intimidatie kan behandelen. Via een klachtencommissie kunnen maatregelen worden opgelegd die herhaling moeten voorkomen;
  • noteer (geanonimiseerd) alle meldingen van seksuele intimidatie binnen de organisatie of vereniging en rapporteer deze periodiek, voorzien van de getroffen maatregelen. Dit rapport kan de noodzaak tot een organisatiebeleid onderbouwen.

Let op: niet alleen collega’s binnen de organisatie kunnen zich schuldig maken aan seksuele intimidatie, maar ook de klanten. Het is van belang dat werknemers ook hiertegen worden beschermd. Als een werkgever te weinig doet tegen seksuele intimidatie, dan blijft hij in gebreke op basis van het Burgerlijk Wetboek. Dat kan leiden tot schadeclaims voor immateriële schade (smartengeld) of materiële schade in geval van inkomstenderving door het noodgedwongen opzeggen van de baan.

Wat kunnen werknemers doen tegen seksuele intimidatie?
Het slachtoffer moet duidelijk aangeven dat hij niet gediend is van het gedrag van degene die hem/haar lastigvalt.

  • ongewenste intimiteiten ontwikkelen zich vaak langzaam, waardoor een grens soms moeilijk te trekken is. Hoe eerder wordt ingegrepen, hoe beter. Het slachtoffer bepaalt uiteindelijk de grens;
  • het is verstandig om schriftelijk bij te houden wat er gebeurt;
  • het is verstandig om te achterhalen of anderen er ook last van hebben. Samen sta je sterker;
  • bespreek de situatie met een vertrouwelijk iemand. Dat kan een vertrouwenspersoon of een goede collega zijn binnen het bedrijf of iemand buiten het bedrijf (bedrijfsarts, huisarts, vakbondvertegenwoordiger of iemand van Bureau Slachtofferhulp);
  • als de ongewenste intimiteiten niet ophouden, kan het slachtoffer een klacht indienen bij de werkgever.

Sportvereniging

Seksuele intimidatie komt overal voor. Op school, op het werk en helaas ook in de sport. De afgelopen jaren registreerde NOC*NSF bijna vijf meldingen per maand, variërend van ongewenste aanrakingen en gluurders tot verkrachting. Op grond van verschillende onderzoeken kunnen we aannemen dat het hier slechts gaat om het topje van de ijsberg.

De schade die seksuele intimidatie aanricht, is groot. Allereerst bij de slachtoffers, maar ook bij de vereniging en de sportbonden. Het kan leden kosten, het sportplezier bederven en de prestaties van getalenteerde sporters verminderen. Als bestuurder kunt u actief beleid voeren om dergelijke problemen op uw vereniging te voorkomen. Beleid voeren tegen seksuele intimidatie is in feite werken aan kwaliteitsverbetering: het bevordert een veilig sportklimaat en een goede begeleiding. Zo kunnen sporters en (vrijwillige) medewerkers zich lichamelijk en geestelijk goed voelen binnen uw vereniging. Tegelijkertijd zorgt het ervoor dat u als vereniging snel kunt ingrijpen en weet welke stappen genomen kunnen worden wanneer er zich een incident voordoet, zodat erger wordt voorkomen.

Vragenlijst risicofactoren binnen de vereniging
Een sportorganisatie kan helaas nooit alle risico’s op seksuele intimidatie uitsluiten. Wel kunt u als bestuur proberen de risico’s zo veel mogelijk te beperken en een eventuele pleger niet onbedoeld in de kaart te spelen. Uit onderzoek naar seksuele intimidatie en misbruik in de sport is bekend welke factoren risicoverhogend kunnen werken. Het beantwoorden van de volgende vragen kan u helpen inzicht te krijgen in de risicofactoren die bij uw vereniging van toepassing zijn. Hierbij wordt een zelfkritische houding van u gevraagd. Vraag verschillende groepen die buiten het bestuur staan ook eens om de vragen gezamenlijk te beantwoorden (bijv. een groep vrouwen, een groep trainers en een groep jongeren).

Sfeer of cultuur op de vereniging

  • Hoe wordt er in het algemeen gereageerd als iemand iets aan de kaak stelt binnen de vereniging?
  • Worden er veel grappen gemaakt over vrouwen, homo’s, andere culturen?
  • Is er beleid met betrekking tot de omgang tussen begeleiders en sporters?
  • Is de cultuur prestatiegericht, hard en stoer?
  • Is er sprake van een sterke groepsdruk? Is men bang om ‘af te gaan’ in het bijzijn van anderen?
  • Hebben mensen die ‘anders’ zijn het zwaar?
  • Worden mensen aangesproken op ongewenst gedrag (denk aan handtastelijkheid e.d.)?
  • Bepaalt één van de seksen met name de sfeer?

Bespreekbaarheid seksuele intimidatie

  • Ligt er een taboe op het tonen van de eigen kwetsbaarheid?
  • Hoe wordt er gereageerd als iemand de omgangsvormen aan de kaak stelt?
  • Wordt mensen snel verweten kinderachtig of preuts te zijn?
  • Wordt in het bestuur over seksuele intimidatie gesproken? Hoe?
  • Wordt door (kader)leden over seksuele intimidatie gesproken? Hoe (serieus of spottend)?
  • Wordt de problematiek gebagatelliseerd (‘Bij ons gebeurt dat niet’, ‘Je mag tegenwoordig ook niets meer’)?
  • Is er beleid ter preventie van seksuele intimidatie en wordt daar ruchtbaarheid aan gegeven?

Invloed en status van mannen en vrouwen

  • Sport één van de seksen gemiddeld op een lager niveau dan de andere?
  • Heeft de sportvereniging weinig leden, kaderleden en bestuursleden van één van de seksen?
  • Heeft één van de seksen duidelijk meer invloed binnen de vereniging?

Potentiële plegers

  • Zijn er mensen op de club die al eerder seksuele intimidatie of misbruik hebben gepleegd?
  • Zijn er mensen met een sterke machtspositie binnen de vereniging, die nauwelijks worden gecontroleerd?
  • Worden seksuele relaties tussen begeleiders en jonge sporters normaal gevonden?
  • Worden trainers regelmatig geëvalueerd, niet alleen op technische doelstellingen maar ook op hun omgang met pupillen? Worden pupillen daarbij betrokken? En ouders?

Potentiële slachtoffers

  • Zijn er veel jeugdleden?
  • Zijn er veel jongeren die ambitieus en intensief met hun sport bezig zijn?
  • Worden er al op jonge leeftijd topprestaties geleverd?
  • Zijn er veel sporters die minder weerbaar zijn (bijv. door een handicap, een moeilijke gezinsachtergrond, sociaal isolement)?
  • Krijgen kwetsbare groepen extra aandacht of begeleiding?
  • Is één sekse veruit in de minderheid op de club of in bepaalde teams?

Toezicht, bescherming en gelegenheden

  • Worden de ouders van jeugdleden actief betrokken bij de sportbeoefening van hun kinderen?
  • Zijn er meerdere begeleiders bij elk team of elke individuele sporter betrokken of bestaan er veel één-op-éénrelaties?
  • Zijn er in of rond de accommodatie veel plekken waar nauwelijks toezicht is en waar mensen zich niet altijd veilig voelen (‘enge plekken’, bijv. parkeerterrein, fietspaden, kleedkamers, trainingsruimten)?
  • Zijn er op reisjes, kampen en dergelijke altijd meerdere begeleiders aanwezig? Is het gebruikelijk dat een begeleider op trainingskampen, meerdaagse toernooien en dergelijke een tent of hotelkamer deelt met een sporter?
  • Is het gebruikelijk dat jonge sporters (alleen) bij de trainer thuis komen? En daar logeren?
  • Zijn er afspraken over begeleiding en omgang op kampen, trainingsweekenden en evenementen?

Binnen uw vereniging
Bij de formulering van preventiebeleid is het zaak dat u zich richt op de risicofactoren die van toepassing zijn binnen uw eigen vereniging. Er is nooit één factor bepalend voor het al dan niet voorkomen van seksuele intimidatie. Het gaat altijd om een combinatie van factoren.

Vragen inventarisatie huidige situatie
Een inventarisatie van de huidige situatie binnen de vereniging of bond is een goede start voor beleidsontwikkeling ter preventie van seksuele intimidatie. Hieronder vindt u een aantal stellingen aan de hand waarvan u veel informatie boven tafel kunt krijgen. Om een representatief beeld te krijgen is het nodig ook mensen van buiten het bestuur en kader (zoals sporters en ouders) bij de inventarisatie te betrekken. Hiermee vergroot u bovendien het draagvlak en de bespreekbaarheid binnen de vereniging.

Discussiestellingen over omgang en cultuur op de vereniging

  • er worden op de vereniging eigenlijk nooit grappen gemaakt over de prestaties of het uiterlijk van vrouwelijke sporters;
  • op de vereniging is het ‘familiegevoel’ vrij sterk: mensen hebben veel sociale contacten op de vereniging en stoppen er veel tijd in. Er wordt dan wel verwacht dat je loyaal bent aan de vereniging, anders lig je eruit;
  • de meeste sporters, trainers en verenigingsbesturen in onze tak van sport praten pas over seksuele intimidatie als er in hun vereniging echt iets is gebeurd. Voor die tijd wordt er hoogstens spottend over gesproken;
  • er zijn in onze tak van sport de afgelopen jaren steeds meer vrouwelijke trainers gekomen;
  • als het zo doorgaat, wordt het over een jaar of tien wel 50/50. Ouders worden door de vereniging op verschillende manieren betrokken bij de sportprestaties van hun kinderen;
  • de gedragscode seksuele intimidatie komt bij onze vereniging niet verder dan het bestuur. Men heeft niet het gevoel dat seksuele intimidatie een probleem op de eigen vereniging kan worden;
  • talentvolle sporters hebben bij ons één coach die hun programma bepaalt;
  • de trainingsaanpak van die coach staat niet ter discussie;
  • het komt in onze tak van sport eigenlijk niet voor dat een sportbegeleider veel alleen is met een sporter (op trainingskampen, tijdens massages, thuis bij sporter of begeleider);
  • wat men moet doen als men een vermoeden heeft van seksueel misbruik, is op de vereniging volstrekt onbekend;
  • het is heel normaal dat sporters bij de trainer thuis komen;
  • hechte sportrelaties tussen begeleiders en sporters zijn in onze tak van sport heel gewoon. Inmenging van derden komt eigenlijk zelden voor;
  • het weerbaar en mondig maken van sporters is duidelijk een pedagogisch doel dat in onze sport gesteld wordt, naast het kunnen beoefenen van het spel;
  • er wordt door de trainers onderling veel gepraat over aanpak, trainingsmethoden en dilemma’s. Dit wordt door de vereniging/bond gestimuleerd;
  • sporters bereiken in onze tak van sport op jonge leeftijd de top (voor hun achttiende);
  • De meeste verenigingsbestuursleden en trainers zijn alert op signalen van hun sporters. Als een sporter ineens afhaakt zonder duidelijke reden, zal er altijd iemand vragen wat er aan de hand is.

Wie vragen of klachten over seksuele intimidatie heeft, kan terecht bij:

  • Slachtofferhulp;
  • Rutgers Nisso Groep;
  • Platform Seksuele Intimidatie.

Bronnen: NOC*NSF / Campagne ikkan van SZW